Op eigen gezag: Politieverzet tijdens de 2e Wereldoorlog

Politie tijdens de Tweede Wereldoorlog? Dat is collaboreren met de bezetter, hulp aan de Jodenvervolging en verzetslieden oppakken. Over het algemeen is dit het beeld van de diender tussen 1940 en 1945. Die zienswijze behoeft nuancering, stelt Hinke Piersma, senior-onderzoekster bij het NIOD*. Op 17 juni verscheen haar boek Op eigen gezag. Politieverzet in oorlogstijd.

Op initiatief van de Amsterdamse oud-commissaris Cor Gorissen en oud-korpschef Gerard Bouman voerde het NIOD een studie uit naar de andere kant van de medaille. De afgelopen drie jaar struinde Hinke door diverse archieven en had zij gesprekken met familieleden van enkele tientallen voormalige agenten. Uit dit spitwerk en die gesprekken kreeg zij sterke aanwijzingen dat de rol van politiemedewerkers binnen het verzet groter is dan tot nu toe was aangenomen. ‘Concrete cijfers ontbreken natuurlijk, omdat verzet per definitie in het geheim gebeurde. Maar onder meer door die gesprekken – en soms was het niet meer dan een anekdote – en het mogen lezen van persoonlijke memoires en dagboeken, ontstaat een beeld van de aard van het verzet.’

Onderduikers in politiemotor
Het politieverzet was vooral faciliterend. Een agent hield een deur open om iemand te laten vluchten of waarschuwde voor aanstaande razzia’s. ‘Als agent had je een unieke informatiepositie. Diverse agenten gebruikten die informatie en de middelen die ze tot hij beschikking hadden om anderen te helpen. Zo redde een agent het leven van Zoni Weisz op het station in Assen door hem toe te fluisteren: ‘Als ik mijn pet af doe, ren je weg.’ Een andere agent, de Beiler Niek Viëtor, gebruikte zijn vergunning om ’s nachts met een politiemotor op pad te gaan. Daarmee bracht hij stiekem onderduikers weg. Dat zijn levensreddende acties geweest. Zo zijn er meer die een oogje toeknepen, dienstwapens of politie-uniformen uitleenden aan het verzet of bijvoorbeeld wapens vervoerden in politievoertuigen. Ik vind dat heroïsch’, benadrukt Hinke.’

Niek Viëtor (foto: Historische Vereniging Gemeente Beilen).

Na de oorlog liepen agenten die verzet pleegden of de ondergrondse ondersteunden niet met hun daden te koop.
Hinke: ‘De aandacht voor de overvallen door het gewapende verzet was zeker in de eerste decennia na de oorlog altijd groter dan die voor het faciliterende verzet. Net als bijvoorbeeld voor vrouwenverzet. Daar is in de publieke discussie ook nooit veel belangstelling voor geweest, omdat zij eveneens veelal in faciliterende rollen zaten. Dat maakt dat we hier niet zo veel over weten. Het is maar een van de redenen, want er zijn er veel meer.’

Dubbelrol
Een andere reden is de beroepshouding van agenten. Ze praatten niet; zeker niet tijdens de oorlog, maar ook niet na de bevrijding. Dit kwam onder meer door de dubbelrol die agenten hadden moeten spelen. Men zag slachtoffers gedeporteerd worden of moest hieraan zelfs meewerken. Dat nodigde niet uit tot praten. Tenminste, ik denk dat dat zo werkt. Dat is het moeilijke aan dit onderzoek; je probeert al gauw gedrag te verklaren. Ik ben historicus, geen psycholoog. Ik heb wel kunnen aantonen dat de sfeer in het korps na de oorlog ook niet uitnodigde tot openhartigheid. Mensen die weigerden dienstopdrachten uit te voeren of onderdoken, keerden na de oorlog terug in het korps, maar werden bepaald niet heel hartelijk ontvangen. Collega’s hadden iets van ‘Jullie hebben ons de kastanjes uit het vuur laten halen.’ Verwijten waren de reacties die zij kregen. En verwijten waren er over en weer. Feit was dat collega’s na de oorlog met elkaar verder moesten. Het bleef onbesproken. Weigeraars en andere verzetslieden bleven ook in de politieorganisatie worstelen met hun eigen problemen. ‘We hebben wel wat gedaan, maar misschien niet genoeg’ klonk het zelfverwijt. Dat hoor je vaker bij mensen die in het verzet zaten. Velen vonden dat ze meer hadden kunnen doen.’

Kasten vol strafdossiers
Het algehele beeld dat de politie fout was in de oorlog komt mede doordat er bij het Nationaal Archief kasten vol strafdossiers over de fouteriken liggen. Agenten moesten zich na de bevrijding verantwoorden voor een zuiveringscommissie. Heimelijke dubbelrol of niet; ze konden dus worden aangeklaagd voor het feit dat ze met de Duitsers hadden meegewerkt. Toch vormden deze dossiers ook een bron voor Hinke’s onderzoek, omdat de agenten getuigenissen aflegden en er onderzoek naar hen werd gedaan. Een andere bron waren de dossiers van de Stichting ’40-’45 en de getuigenissen die de grondslag vormden voor een Yad Vashem-onderscheiding. Maar heel vaak ging het om snippers informatie. Een enkele zin of een piepklein krantenbericht.’

Indrukwekkend
Indrukwekkend waren voor Hinke de gesprekken met de kinderen en kleinkinderen van agenten. Via intranet riep zij hen op de familieverhalen te delen. Dat leverde ongeveer negentig reacties op. ‘Ik zag trots. Trots op de rol die vader of opa speelde. Maar die trots is vermengd met verdriet. Verdriet dat tot op de dag van vandaag wordt gevoeld. Ik sprak een vrouw over haar vader. Hij was een Bussumer agent én opgepakt bij een verzetsactie. Wekenlang liep zij twee keer per dag naar het station. Misschien zou haar vader terugkomen. ’s Nachts luisterden zij en haar moeder gespannen of ze de deur hoorden opengaan. Wie weet kwam papa terug. Hij is nooit thuisgekomen. Dat is emotioneel. Dat voelt ze nog steeds. Er is altijd sprake van een zekere ambivalentie, want je ziet je vader als held, maar je hebt hem ook verloren. Aan de ene kant ben je blij met de aandacht die je vader krijgt, maar aan de andere kant ben je ook verdrietig dat het verhaal weer wordt opgerakeld.’


Bescheiden
Uit de geschiedenis kun je lessen voor het heden en de toekomst halen. In het onderzoek van het NIOD is dat de politieagent kampte met dilemma’s. Wanneer volgde hij het bevoegd gezag en wanneer zijn moreel kompas? ‘Dat is heel complex en nog steeds hebben politiemensen met moeilijke keuzes te maken. Momenteel leven we in een samenleving waarin we denken direct te weten hoe dingen in elkaar zitten. Met z’n allen vinden we heel snel iets van iets. Wat ik van dit onderzoek heb geleerd, is dat je bescheiden moet zijn in je oordelen. Omdat je het vaak net niet weet. Dat kan heel pijnlijk zijn, vooral voor alle mensen die een daad stelden.’

Onafhankelijk
Het is volgens Hinke mooi dat de politie openstaat voor het eigen verleden. Dat is belangrijk, meent de onderzoekster. Haar studie verliep prettig. ‘Als het gaat om onderzoek in opdracht, bestaan er heldere regels. Je bent gewoon onafhankelijk, punt. Politie en NIOD namen elkaar serieus in de verschillende rollen die er waren.’

Boek
De bevindingen van Hinke zijn gebundeld in het boek ‘Op eigen gezag. Politieverzet in oorlogstijd’. Het eerste exemplaar werd in Nieuwspoort in Den Haag overhandigd aan korpschef Erik Akerboom. Hierbij waren diverse nabestaanden van oud-agenten en collega’s aanwezig.

*NIOD: het instituut voor oorlogs-, holocaust- en genocidestudies.

Hinke Piersma (foto: Lionne Hietberg).


Amsterdam, 1945. Op de muur van het politiebureau aan het Leidseplein staat geschreven tekst ‘Dit bureau is gezuiverd’ (foto: Beeldbank wo2-niod).